Bij de term ‘hoogbegaafdheid’ denken mensen al snel aan personen als Mozart en Einstein; genieën met een groot intellectueel erfgoed. Toch zijn lang niet alle hoogbegaafden zo herkenbaar aan hun intellectuele prestaties. Wat is hoogbegaafdheid precies? Dit is een vraag waar psychologen en experts nog geen eenduidig antwoord op kunnen geven. Gelukkig bestaan er wel toonaangevende modellen en definities van hoogbegaafdheid.
Theorieën en modellen
(Hoog)begaafdheid is niet hetzelfde als een hoge score op een IQ-test. Dit staat al lang niet meer ter discussie. In Nederland wordt (hoog)begaafdheid vaak beschreven aan de hand van het meerfactoren-model van Mönks. Het model van Mönks hanteert het triadisch model van Renzulli als basis. Uit onderzoek blijkt dat wanneer (hoog)begaafdheid succesvol tot ontwikkeling komt, dat de volgende drie persoonlijkheidsfactoren dan (meestal) aanwezig zijn: hoge intellectuele capaciteiten, motivatie en creatief vermogen.
Mönks onderscheidt in zijn model echter naast deze aanlegfactoren nog een drietal cruciale omgevingsfactoren die het tot uiting komen van (hoog)begaafdheid beïnvloeden. Dit betreft de invloed van gezin, school en vrienden op de ontwikkeling van (hoog)begaafd gedrag.
Heller en Gagné onderscheiden nog verder de kenmerken en factoren die van invloed zijn. Ook hier zijn omgevingsfactoren medebepalend voor het uiteindelijke niveau waarop (hoog)begaafdheid tot uiting komt. Daarnaast zijn ook niet-cognitieve factoren medebepalend. Zo zal bijvoorbeeld een leerling met bovengemiddelde intellectuele vaardigheden, die faalangstig is, minder goed presteren dan een leerling met dezelfde intellectuele mogelijkheden, die niet faalangstig is.
Relatie met theorieën over brede intelligentie
Een theorie die binnen het onderwijs steeds meer in de belangstelling staat, is de theorie van meervoudige intelligentie van Howard Gardner. Volgens Gardner beschikken alle mensen over kwaliteiten (of “vormen van intelligentie”), waarmee de kennis en vaardigheden van mensen getypeerd kunnen worden. Intelligentie heeft vooral betrekking op de bekwaamheid om problemen op te lossen, vragen op te roepen, of iets te vervaardigen in een natuurlijke, betekenisvolle omgeving. Dit betekent dus dat intelligentie sterk contextueel bepaald is.
Er is vanuit steeds meer invalshoeken aandacht voor de ontwikkeling van intelligentie vanuit een breder perspectief. De triarchische intelligentietheorie van Sternberg is hier een goed voorbeeld van. Sternberg spreekt van succesvolle intelligentie en benadrukt hierbij het belang van analytische, creatieve en praktische vaardigheden. Sternberg zegt: ken je sterke en zwakke kanten en werk vanuit je sterke kanten aan je zwakke kanten (vaardigheden).
De gevoelige kant van een hoogbegaafde
Volgens Kieboom heeft (Hoog)begaafdheid twee onderscheidende factoren: een cognitieve factor (het denk-luik) en een zijnsfactor (het zijns-luik). Naarmate het potentieel hoger is, is er sprake van een hoger en sterker bewustzijn. Het is volgens haar van groot belang om aandacht te schenken aan het zijns-luik, omdat deze zijnskenmerken van grote invloed zijn op het functioneren van hoogbegaafden in gedrag, denken, houding en (aan)voelen.
Meer informatie
Voor meer informatie ga naar talentstimuleren.nl